Onze motivatie bepaalt voor een groot deel ons gedrag. Binnen de context van een revalidatieproces doelen we als therapeut ook in zekere zin op een aanpassing in gezondheidsgedrag. Hierdoor speelt motivatie een belangrijke rol binnen de therapie. Verschillende onderzoeken toonden dan ook aan dat gemotiveerde patiënten betere resultaten vertonen aan het einde van hun revalidatietraject [1,2]. Maar welke factoren bepalen de motivatie van een individu en wat maakt een activiteit net motiverend of demotiverend? En hoe kunnen therapeuten deze kennis optimaal benutten in hun praktijk?
Binnen de wetenschappelijke literatuur bestaan er verschillende denkkaders die de fundamentele bouwblokken van motivatie proberen te definiëren. De zelfbeschikkingstheorie is een voorbeeld van zo’n theoretisch framework. Deze theorie is nog steeds in ontwikkeling en kent uitvoerige toepassingen binnen verschillende onderzoeksdomeinen [3].
De kern van de theorie stelt dat het optimaal functioneren, groeien en leren van een persoon optimaal wordt ondersteund wanneer er adequaat wordt beantwoord aan drie psychologische basisbehoeften. Deze basisbehoeften worden ook wel eens ‘het ABC van de motivatie’ genoemd:
Om aan deze basisbehoeftes te voldoen, maakt de zelfbeschikkingstheorie ook een onderscheid op basis van de bron van motivatie:
Een goede vorm van autonome en continue motivatie kan verkregen worden wanneer een juiste balans wordt bereikt tussen deze twee soorten motivatie. Een patiënt die beschikt over voldoende intrinsieke motivatie en een goed geïnternaliseerde extrinsieke motivatie (bvb. kennis omtrent pathologie) zal over het algemeen veel gemotiveerder zijn en sneller evolueren doorheen de therapie.
Een ander belangrijk concept dat van toepassing kan zijn binnen de revalidatie is het concept van Flow [4]. Deze term wijst op een specifieke mentale toestand waarbij een individu volledig opgaat in een bepaalde activiteit. Activiteiten die ons in de ‘flow’ brengen worden bijna altijd als plezierig ervaren en zullen vaker herhaald worden.
De flow-staat wordt bereikt wanneer er een optimaal evenwicht wordt gevonden tussen de moeilijkheidsgraad van een activiteit en de vaardigheid van de uitvoerder. Wanneer de moeilijkheidsgraad te hoog ligt zal er bij de uitvoerder frustratie of angst optreden, terwijl er bij een lage moeilijkheidsgraad sprake kan zijn van verveling. Om een activiteit engagerend te maken is het dus belangrijk om de uitdaging aan te passen naargelang de vaardigheid van de beoefenaar.
Als kinesitherapeut is het aangeraden om rekening te houden met bovenstaande theoretische concepten en deze te implementeren binnen de therapie. Zo kunnen we bijvoorbeeld:
Jorn Ockerman Physiotherapist / Researcher
Jorn doet bij Creative Therapy onderzoek naar de toepassingen van innoverende technologieën, zoals Matti, binnen de revalidatietherapie.
Arno Penders CEO Creative Therapy
Met een verleden als onderzoeker aan UGent, deelt Arno graag zijn kennis over het toepassen van innoverende technologieën binnen de revalidatietherapie.